- suivre
- suivre [sŵievr]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 volgen2 〈poker〉meegaan♦voorbeelden:1 〈opschrift op brief〉 faire suivre • doorzenden naar nieuw adresne pas pouvoir suivre • niet kunnen meekomenà suivre • wordt vervolgdcomme suit • als volgt¶ 〈onpersoonlijk〉 il suit de là que • daaruit volgt datII 〈overgankelijk werkwoord〉1 volgen2 volgen op ⇒ komen na3 meegaan met ⇒ begeleiden4 (op)volgen ⇒ vervolgen5 (aandachtig) volgen♦voorbeelden:1 suivre un fleuve • een rivier volgensuivre qn. des yeux, du regard • iemand nakijkensuivre qn. par la pensée, en pensée • in gedachten bij iemand zijn→ trace3 suivre le mouvement • met de stroom mee gaan4 suivre son cours • z'n normale gang gaansuivre des cours • college lopensuivre un régime • op dieet zijn5 professeur qui suit son élève • leraar die een leerling begeleidt¶ suivre un cheval • steeds op hetzelfde paard weddensuivre sa classe • met z'n klas meekomenIII se suivre 〈wederkerend werkwoord〉1 elkaar opvolgen2 elkaar volgen3 samenhangen♦voorbeelden:2 les voitures se suivent de trop près • de wagens rijden te dicht op elkaar¶ 〈onpersoonlijk〉 il s'en suit que • daaruit volgt dat→ jour
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.